Wat een prachtige dag, dacht Sandra. Een blauwe hemel, een licht briesje, en warm maar niet te heet. Toen ze naar haar geparkeerde auto stapte met haar aankopen leek een zonovergoten terras haar te wenken. Ach, waarom ook niet? Ze dumpte haar zakken in de koffer van haar auto en snelde terug naar het terras. Ze bestelde een cappuccino en ging er gemakkelijk bij zitten, genietend van de zon die haar gezicht streelde en de vredige atmosfeer. Ze sloot haar ogen voor enkele seconden, opende ze weer en liet haar blik ronddwalen. Mensen reden af en aan, op weg naar of van het winkelcentrum. Iedereen leek relaxed en gelukkig, vele mensen hadden kinderen mee, en hun schrille kreetjes en gelach vulden de lucht. Sandra nipte van haar cappuccino en dacht: Ik zou hier voorgoed kunnen blijven zitten. Waarom weggaan? Dit is perfect! Het geluid van krijsende banden verbrak de betovering. Ze fronste het voorhoofd, en zag hoe een rode Mercedes nog net een aanrijding kon vermijden met een witte Toyota die van de parkeerplaats wilde wegrijden. De twee chauffeurs maakten heftige gebaren en gaven elkaar de schuld van het bijna-ongeluk. Blijkbaar wisten ze het dispuut te regelen, want de Toyota reed weg en de Mercedes nam zijn plaats in. Sandra schudde het hoofd. Hoe konden mensen zich zo gedragen? Ze wilde haar cappuccino uitdrinken, maar tot haar verbazing bleek er een cola op de tafel voor haar te staan. Had iemand haar drankje verwisseld met een cola zonder dat ze het gemerkt had? Dat leek weinig waarschijnlijk. Ze keek om zich heen, en merkte dat iedereen op het terras cola aan het drinken was. Dat was vreemd. Had die gozer met zijn dreadlocks, die daar zijn krant zat te lezen, geen biertje gehad? En had ze de ober enkele minuten geleden geen twee koffies zien brengen voor dat zwarte koppel? Nu hadden ze ook allemaal een cola voor zich, en dat leek hen niet te verontrusten. Ze nam even haar eigen cola beet, als om te controleren of die wel echt was. Hij was wel degelijk heel echt. Haar cappuccino was verdwenen. Wat was hier aan de hand? Ze richtte haar aandacht weer naar de parkeerplaats, staarde naar de Mercedes die de goede sfeer had verbroken. Wacht even, was dat geen rood model geweest? Nu was die wit. Maar auto’s veranderden niet zomaar van kleur. Was het een andere auto? Hij leek precies op de rode, behalve de kleur. En niemand parkeerde zijn auto hier voor een paar seconden. Speelden haar ogen haar misschien parten? Of had een flauwe grappenmaker hier een practical joke van enorme proporties opgezet? Ze bestudeerde de parkeerplaats wat aandachtiger, en merkte dat er opvallend veel witte en grijze auto’s stonden. Was dit enkele minuten geleden ook al zo geweest? Of waren alle auto’s in felle kleuren weggereden en vervangen door witte en grijze? Dat leek niet erg waarschijnlijk. Ze bekeek de auto’s nauwkeuriger. Wat was dat? De blauwe Volvo naast die Mercedes was plots grijs geworden. Ze had hem niet echt van kleur zien veranderen, maar het was beslist dezelfde auto, daar bestond geen twijfel over. Dit kan gewoon niet, dacht ze. Dit is volslagen onmogelijk. Dit is pure waanzin. Zou ze de mensen op het terras moeten zeggen wat ze ontdekt had? Ze keek om haar heen, merkte dat het zwarte koppel en de man met de dreadlocks er niet meer waren. Dat was vreemd, ze had in die paar ogenblikken niemand zien weggaan. Een man zat zijn krant te lezen waar die knul met zijn dreadlocks had gezeten. Hij vertoonde trouwens een frappante gelijkenis met die andere kerel, of was het zijn vroegere zelf? Het zwarte koppel was vervangen door een blank, tenzij ook die mensen plots hun kleur hadden verloren. Hé, was dit een patroon? Was alles zomaar aan het veranderen, terwijl zij hier zat te kijken? Eerst de auto’s, en nu de mensen? Werden sommige kenmerken uitgewist en vervangen door meer gebruikelijke? Maar dat was belachelijk! Ze schudde het hoofd, sloot haar ogen voor enkele seconden. Wat was hier aan de hand? Dit kon geen practical joke zijn. Maar er moest wel een verklaring voor bestaan. Was ze aan het hallucineren, was ze gek aan het worden? Had iemand een bepaalde substantie in haar cappuccino gedaan? Of in haar cola? Ze kwam overeind en wandelde rond op de parkeerplaats, in gedachten bijhoudend waar er rode en blauwe auto’s geparkeerd stonden. Een zwarte Mercedes, een rode Honda, een donkerblauwe Audi. Ze lette op kleine details, noteerde zelfs nummerplaten, zodat ze de auto’s straks nog zou herkennen. Als hier inderdaad iets vreemds en onverklaarbaars gebeurde, dan moest ze er absoluut zeker van zijn voor ze het aan anderen ging vertellen. Maar bij wie kon ze gaan aankloppen? De mensen op het terras? Ze kende niemand van hen. De politie? Kon ze dit krankzinnige verhaal aan de politie vertellen zonder te worden gek verklaard? Ze kon misschien enkele vriendinnen bellen, of haar moeder. Ze wandelde terug naar de plaatsen waar de gekleurde auto’s hadden gestaan, en merkte dat de Mercedes nu grijs was. De nummerplaat was nog onveranderd, dus moest het om dezelfde auto gaan. De Honda bleek nog altijd rood te zijn, maar de Audi was wit geworden. Wat dit ook was, het werd erger en het ging snel. Ze moest iets doen. Plots kreeg ze een idee. Was alles wel in orde met haar eigen auto? Ze haastte zich terug naar waar ze haar blauwe Datsun had geparkeerd, maar kon die niet direct vinden. Er stonden vier witte auto’s van dat type, maar geen van de nummerplaten kwam overeen met die van haar. Verdomme! Dit kon niet waar zijn. Ze balde haar handen tot vuisten en vloekte, boos omdat ze haar eigen auto niet meer kon herkennen. Ze probeerde haar sleutel op alle Datsuns die ze opmerkte, maar zonder succes. Haar auto was verdwenen, of was op mysterieuze wijze veranderd. Maar waarom was haar sleutel dan niet mee veranderd? Ze leek de enige te zijn met een autoprobleem. Alle anderen gedroegen zich zoals gebruikelijk, zonder enig spoor van bezorgdheid. Wat was hier verdomme aan de hand? Ze nam haar telefoon en belde haar moeder, maar die nam niet op. Misschien was ze weer in slaap gesukkeld, of was ze haar toestel vergeten meenemen. Haar bejaarde moeder was nooit gewoon geraakt aan “al die nieuwe technologie”. Ze belde enkele vriendinnen, maar met beperkt succes. De enige die ze aan de lijn kreeg was Lynn, die zoals gebruikelijk non-stop praatte over van alles, maar ze kreeg geen kans om het probleem aan te snijden of vragen te stellen. “Ik bel je nog terug,” zei Lynn, en dat was het. Hier was ze dan, alleen in een dolgedraaide wereld, zonder haar auto en haar aankopen, wanhopig zoekend naar een uitweg. Ze wandelde terug naar het terras en bleef staan toen ze getroffen werd door een vreemd gevoel. Er was iets niet normaal aan al die mensen, maar ze kon niet direct zeggen wat. Ze bestudeerde de mannen en vrouwen die daar zaten, allen met een cola. Plots daagde het haar. Geen enkele van deze mensen was in enig opzicht opvallend. Het was geen typische verzameling mensen die je op een terras of waar dan ook zou aantreffen. Er waren geen zwarten, geen types met dreadlocks, niemand met kleurige kleren, niets dat ook maar in de ruimste betekenis van het woord “opvallend” was. Deze mensen leken allemaal opmerkelijk normaal en trokken goed op elkaar. En zij was de enige persoon hier die blijkbaar verveeld zat met die situatie. Het is net zoals met die auto’s die grijs en wit worden, besefte ze. Ook de mensen werden “kleurloos”, iedereen werd beroofd van de kenmerken die hem deden opvallen. Alles en iedereen werd herleid tot zijn grootste gemene deler. Drankjes werden cola, rode auto’s wit, dreadlocks veranderden in een normaal kapsel. Er was sprake van een duidelijk patroon, ook al was het complete onzin. Zoiets gebeurde nu eenmaal niet, kon ook niet gebeuren. Maar toch gebeurde het, en zij zat er middenin. En om een of andere vreemde reden had het verschijnsel gelukkig geen vat op haar. Ik moet terug thuis zien te raken, besloot ze. Per taxi, met auto-stop, hoe dan ook. Thuis zal ik tot rust kunnen komen, mijn situatie bekijken en beslissen wat ik eraan kan doen. Het is zinloos om hier te proberen mijn auto terug te vinden, of om tegen deze mensen te praten. Ze zijn eerder een onderdeel van het probleem dan de oplossing ervan. Ik moet hier weg. Gelukkig duurde het niet lang voor ze een taxi vond. Het was een grijze auto, wat haar niet langer verwonderde. Daar gaf ze nu niet meer om, ze zou al blij zijn als ze veilig thuis raakte. Terwijl ze onderweg waren vroeg ze aan de chauffeur: “Heb je soms toevallig het nieuws gehoord? Is er niets gebeurd? Iets dat buiten het gebruikelijke valt?” De man schudde het hoofd. “Alleen maar de gewone toestanden. Niets dat me is bijgebleven.” Hij was niet erg spraakzaam en beperkte zich tot “Ja“ en “Nee” toen ze nog enkele vragen stelde, dus gaf ze het maar op. Ze staarde wat uit het raampje, en bestudeerde wat ze zag op straat. Het meeste bevestigde haar vrees dat de wereld een verschrikkelijke transformatie aan het doormaken was. Het waren niet zozeer de auto’s die haar beangstigden. Toegegeven, er vielen geen gekleurde auto’s meer te bespeuren in het verkeer, voornamelijk witte en een enkele grijze. Zou zelfs de “kleur” grijs verdwijnen uit het straatbeeld, en wit als enige “overlevende” van het veelkleurige verleden blijven? Het waren vooral de mannen en vrouwen die haar met vrees vervulden, een vrees die veel dieper ging. Het was niet gewoon zo dat speciale of typische kenmerken weggefilterd werden. Het proces was al verder gevorderd. De mensen op het trottoir leken nu allemaal op elkaar, droegen dezelfde kleren, ontdaan van felle kleuren, en tot haar ontzetting hadden ze allen uitdrukkingsloze gezichten. Het meest angstaanjagende was dat iedereen “hetzelfde” gezicht leek te hebben, het soort gezicht dat zo “gewoon” was dat het in een mensenmassa onopgemerkt bleef, dat nauwelijks te beschrijven viel omdat het zich in geen enkel opzicht onderscheidde van de rest. De mensen die ze zag waren niet langer individuen, maar anonieme elementen van een menigte, en niemand leek verontrust door de transformatie die zich had voorgedaan of was er zich zelfs maar van bewust. Iedereen leek best tevreden en zorgeloos. Er was enkel nog een verschil tussen mannen en vrouwen. Ze hoopte maar dat dit verschil niet ook ging verdwijnen. Ze sidderde toen ze dacht aan wat deze ontstellende evolutie kon hebben veroorzaakt, wat de gevolgen ervan zouden zijn en hoe het zou aflopen. Ze vroeg zich ook af waarom zij er niet door aangetast leek, hoewel ze het waardeerde een uitzondering te zijn. De weinige agenten die ze zag op straat waren net zoals de anderen. Ze hadden dezelfde verandering ondergaan, en leken even anoniem en vaag tevreden als de rest. Het had duidelijk geen zin om de politie te bellen om hulp. Ze was opgelucht toen de taxi halt hield voor het appartementsgebouw waar ze woonde. Ze betaalde de chauffeur en haastte zich naar het veilige toevluchtsoord van haar flatje, waar ze direct de TV aanzette. Er moesten gewoon extra nieuwsbulletins zijn, gewijd aan het spectaculaire verschijnsel dat anderen ongetwijfeld ook hadden opgemerkt. CNN had zoals gebruikelijk de aandacht toegespitst op buitenlandse thema’s, en de nieuwsberichten onderaan het scherm vermeldden niets bijzonders. Wat haar het meest trof was het gezicht van de nieuwslezer, dat in schrikwekkende mate leek op wat zo alomtegenwoordig was op straat. Betekende dit dat het verschijnsel al de hele natie had getroffen, of misschien zelfs de hele wereld? En wat betekende dit voor haar? Was zij de enige persoon die aan de transformatie was ontsnapt? En in dat geval, waarom was zij daarvoor uitgekozen? Ze schakelde over naar enkele andere stations, maar ook daar bleken geen extra nieuwsbulletins te zijn. Ze probeerde een paar buitenlandse TV-zenders, in de hoop dat het verschijnsel zich nog niet tot in alle uithoeken van de wereld had verspreid, maar jammer genoeg kon ze die vreemde talen niet begrijpen, en als er al programma’s gewijd waren aan deze transformatie, dan ontging de informatie haar. Ze bleef maar willekeurig van kanaal veranderen, in de hoop toevallig op iets te stuiten dat interessant of informatief kon zijn. Ze zag fragmenten van allerlei programma’s, films, feuilletons, muziekvideo’s en reclamespotjes, tot ze plots middenin een interview belandde dat haar aandacht trok. Een man met wit haar en een bril, een archetypische universiteitsprofessor, zei net: “…het is duidelijk dat hier een kritisch punt is bereikt, waar individualisering en diversificatie tot hun eindpunt zijn gevoerd, en de slinger zal onvermijdelijk terug zwaaien…” Ze ging rechtop zitten en verhoogde het volume wat, maar het gezicht van de professor was al vervangen door een reclamespotje, en toen veranderde ze per ongeluk weer van kanaal en kwam middenin een western terecht. Ze probeerde terug te keren naar dat vorige TV-station, maar dat lukte haar niet. Ofwel was dat programma afgelopen, ofwel kon ze het station niet meer vinden. Het was trouwens moeilijk om de verschillende stations van elkaar te onderscheiden. Alle beelden leken in elkaar over te lopen, en dezelfde gezichten schenen overal op te duiken. Was dit alweer een bevestiging van haar theorie, of werd ze gewoon te moe? Ze keek nog enkele minuten, vond toen niets meer van belang en schakelde de TV uit. Ze dacht na over dat ene zinnetje dat haar aandacht had getrokken. Had het een aanwijzing bevat? Natuurlijk wist ze niet waaraan dat programma was gewijd, en over welk onderwerp die man had gesproken. Misschien had hij zitten uitweiden over iets dat niets te maken had met wat zij gezien had, en had ze enkel maar het verband gelegd omdat ze zo wanhopig was om een uitleg te vinden voor de waanzin die haar wereld overspoelde. Ze leunde achterover, trachtte zich te concentreren en hard na te denken. Stel nu even dat die professor inderdaad commentaar had verstrekt bij het probleem in kwestie. Als ze dat zinnetje correct had begrepen, zou dat betekenen dat de mensheid zijn hoogst mogelijke graad van individualisering had bereikt, en dat de wereld nu de evolutie terugdraaide in een poging om het evenwicht te herstellen, door het uitvlakken van alle verschillen om zo weer tot een “normale” toestand te komen. Dat was uiteraard een volslagen absurde en bespottelijke uitleg. Enkel een pseudowetenschapper kon met dergelijke onzin op de proppen komen. Misschien had ze het zinnetje dus toch verkeerd begrepen, omdat ze de context niet kende waarin het was uitgesproken. Voor zover ze wist kon het een komisch programma geweest zijn, een satirisch “nieuwsbulletin” of misschien zelfs een reclamespotje. Aan de andere kant was de werkelijkheid die ze gezien had even absurd en bespottelijk als de “uitleg” van die man. Stel nu even dat de wereld inderdaad trachtte de “scheefgetrokken” situatie op een erg kosmische manier te herstellen, door het weefsel van het heelal zelf te herkneden. Waarom was zij er dan immuun voor? Was ze minder “individualistisch” dan de anderen en hoefde ze daarom niet te worden “aangepast”? Of zou haar beurt nog komen, werkte dit proces in vlagen eerder dan in één klap? Ik kan wel een koffie gebruiken, dacht ze, om mijn geest weer helder te krijgen. In de keuken kon ze geen voorraad koffie meer vinden, en haar koffiezetautomaat al evenmin. Er stond wel een enorme voorraad flessen cola, wat ze nooit kocht. Ze had een hekel aan die frisdrankjes. Hoe was al dat spul hier gekomen? Ze verliet de keuken met een vertroebelde geest. Om haar gedachten beter te kunnen ordenen nam ze een pen en een notitieboekje en begon haar ideeën en vaststellingen neer te schrijven. Ze had twee bladzijden vol gekrabbeld toen ze haar pen neerlegde en naar het toilet ging. Terwijl ze haar handen waste keek ze in de spiegel en staarde verbijsterd naar wat ze zag. Was zij dat in de spiegel? Zo’n kapsel had ze nog nooit gehad. En dat grijze T-shirt, zoiets had ze nooit gedragen. Ongetwijfeld was haar hele garderobe “vergrijsd”. En haar gezicht! Lieve hemel, wat was er met haar gezicht gebeurd? Was dat niet hetzelfde gezicht dat ze overal had gezien? Wat was hier verdomme aan de hand? Hoe kon alles zo veranderen, terwijl ze diep binnenin zichzelf bleef? Terwijl ze haar spiegelbeeld bekeek begon het shockeffect weg te ebben. Dat T-shirt viel eigenlijk nog best mee. En haar kapsel was ook in orde. Een overweldigende gemoedsrust vervulde haar, alle gevoelens van vrees en bezorgdheid verjagend. Ze droogde haar handen, wierp een laatste blik in de spiegel en keerde terug naar de woonkamer. Wat had haar zo dwars gezeten, enkele seconden geleden nog? Ze kon het zich niet meer herinneren, maar dat was niet zo erg. Als ze het zo snel vergat, kon het onmogelijk van groot belang geweest zijn. Ze liep naar de keuken, schonk een groot glas cola uit en dronk het met enkele slokken leeg. Toen schonk ze het glas nog eens vol en nam het mee naar de woonkamer. Op de tafel zag ze een pen en een notitieboekje, volgeschreven met nauwelijks leesbare woorden. Wat lag dat hier te doen? Ze greep het notitieboekje, scheurde de bladzijden gevuld met gekrabbeld handschrift eruit en wierp ze in de prullenmand. Toen nam ze haar telefoon om enkele vriendinnen te bellen. Terwijl ze wachtte tot Lynn opnam nipte ze van haar cola en keek ze naar buiten. Wat een prachtige dag, dacht ze. Een grijze hemel, een licht briesje, en warm maar niet te heet. Alles was perfect, wat kon je nog meer wensen? Toen hoorde ze de stem van Lynn en al spoedig waren ze in een fijn gesprek verwikkeld.
© Frank Roger
© Frank Roger